Juridisch kader

De seksuele uitbuiting van minderjarigen is een misdrijf dat zowel straffen voorziet voor plegers, als bescherming aan slachtoffers.

Het is van groot belang om de feiten correct te kwalificeren, zodat de slachtoffers zich kunnen beroepen op de gepaste hulp en de plegers met een gepaste straf vervolgd kunnen worden.

Zowel volgens het internationale als het Belgische recht, kunnen minderjarigen geen toestemming geven om activiteiten in de prostitutie uit te oefenen. Kinderen en jongeren, jonger dan 18 jaar, die betrokken zijn in de prostitutie, dienen altijd beschouwd te worden als slachtoffers van seksuele uitbuiting in de prostitutie.

Uit het vorige onderwerp leerde je dat seksuele uitbuiting één van de vijf vormen van mensenhandel is. Daar waar het tienerpooierfenomeen een specifieke vorm van seksuele uitbuiting is, maakt dat dat slachtoffers van tienerpooiers, slachtoffers van mensenhandel zijn.

Twee vervolgingsgronden

In het Belgische Strafwetboek zijn tienerpooiers niet als dusdanig opgenomen, maar er zijn twee vervolgingsgronden terug te vinden die op de tienerpooierproblematiek kunnen worden toegepast:

Verder zijn er ook nog andere gronden die toepasbaar zijn op de door de tienerpooier gepleegde feiten (bijv. diefstal met geweld, verhandelen van verdovende middelen).

Bijzondere beschermingsprocedure

In België bestaat er een bijzondere beschermingsprocedure voor slachtoffers van mensenhandel.

De ministeriële circulaire van 23 december 2016 stelt expliciet dat slachtoffers van tienerpooiers (‘loverboys’ in de circulaire) slachtoffers van mensenhandel zijn. Zij kunnen dus ook in aanmerking komen voor de bijzondere beschermingsprocedure voor slachtoffers van mensenhandel. Om ten volle van deze beschermingsprocedure te kunnen profiteren, moet het slachtoffer aan drie cumulatieve voorwaarden voldoen.

Het is belangrijk op te merken dat de circulaire ook uitdrukkelijk stelt dat deze voorwaarden flexibel kunnen worden geïnterpreteerd ten aanzien van minderjarige slachtoffers, rekening houdend met hun kwetsbaarheid. Met andere woorden, de circulaire van 2016 geeft magistraten ruimte om sneller en efficiënter het slachtofferstatuut aan een minderjarig slachtoffer toe te kennen, zonder al te hoge eisen te stellen aan hun medewerking.

De circulaire stelt duidelijk dat de betrokken persoon niet onmiddellijk verklaringen hoeft af te leggen om als slachtoffer te kunnen worden beschouwd. De vaststelling van aanwijzingen volstaat.